Hernhutterslaan

Hernhutters zijn leden van de Evangelische Broedergemeente Hernhut.

De geschiedenis van de Hernhutters begon in het 15de-eeuwse Moravië (Tsjechië). Pastoor Johannes Hus (1369-1415) predikte daar in 1402 openlijk tegen de misstanden van de katholieke kerk. Dat moest hij uiteindelijk bekopen met de dood op de brandstapel. Zijn aanhangers sloten zich aaneen tot een bond, de Evangelische Broedergemeente. Zij ontwikkelden een eigen theologie waarmee ze de protestantse Tsjechische adel achter zich wisten te krijgen.

Voor de leden van de Broedergemeente was het dagelijks leven een liturgische bezigheid: sober, vroom en toegewijd, waarbij het leven en lijden van Christus de leidraad vormen. Daarnaast besteedden zij veel aandacht aan scholing, opleiding en zending.

In 1620 verklaarden het Habsburgse bewind in Tsjechië het katholicisme tot de verplichte staatsgodsdienst en elke andere geloofsopvatting gold als ketters. De broeders zagen zich genoodzaakt te vluchten en een aantal van hen vestigden zich in het grensgebied van Moravië en Saksen (Duitsland). In 1722 vinden de broeders onderdak op het Saksische landgoed van Graaf Zinzendorf, die met hun religieuze ideeën sympathiseerde. De broeders noemden hun woongemeenschap 'Herrnhut', onder de hoede van de Heer.

Marie Louise van Hessen–Kassel, weduwe van stadhouder Johan Willem Friso en barones van IJsselstein, kende graaf Zinzendorf en sympatiseerde net als hij met religieuze gedachtengoed van de Broedergemeente. Met haar instemming konden 18 uit Denemarken gevluchte Hernhutters zich in 1736 vestigen in een boederijtje op Eiteren. De Hernhutters bouwden daar aan de Hollandsche IJssel bij de tegenwoordige begraafplaats De Hoge Akker ’t Huys ’s Heerendijk.

't Huys 's Heerendijk te Eiteren - 1744


Echter de bevolking en de schout van IJsselstein waren de Hernhutters vijandig gezind en zij moetsen al snel op zoek naar een andere vestigingsplaats. Een van de leden van de Broedergemeente, de rijke Amsterdamse koopman Cornelis Schellinger, kocht in 1745 de hoge heerlijkheid van Zeist en Driebergen en het daarbij behorende slot Zeist. Schellinger gaf de grond vóór het slot in erfpacht aan de Broedergemeente. Als heer van Zeist benoemde Schellinger de schout, de schepenen en de gerechtsdienaren. Zo zorgde hij ervoor dat de Hernhutters niet door deze functionarissen werden lastig vallen. Tussen 1747 en 1750 vertrokken de Hernhutters uit IJsselstein naar Zeist.



Het huis 's Heerendijk werd in 1770 verkocht en gesloopt.

0 reacties: